Door Jan Eichhorn Als onderwijsadviseur bij de onderwijsbegeleidingsdienst heb ik het basisonderwijs redelijk goed leren kennen. In de talloze gesprekken die ik met directeuren, leerkrachten, ouders en leerlingen heb gehad zijn een aantal zaken naar voren gekomen die ik graag even wil noemen.
Nederland staat bol van de klachten over de kwaliteit van ons basisonderwijs: leerkrachten kunnen zelf niet meer rekenen en foutloos schrijven al helemaal niet. Dan hebben we het nog niet eens over de inhoudelijke kennis van de vakken geschiedenis, aardrijkskunde en natuur. Helaas is deze kritiek niet helemaal onterecht. Het ontbreekt leerkrachten vaak toch wel aan voldoende inhoudelijke kennis, niet alleen op het gebied van taal en rekenen maar zeker ook op het gebied van de wereldoriënterende vakken. Leerkrachten kunnen natuurlijk geen allesweters zijn, ook al wordt dat wel van ze verwacht. Maar zijn die verwachtingen wel terecht? Daarvoor moeten we ook kijken naar de kwaliteit van de (Pabo)opleiding. Daar is veel aandacht voor didactische vaardigheden, maar niet genoeg aandacht voor de inhoud. Willen wij voorop (blijven) lopen met ons onderwijs - we doen het relatief zeker niet slecht - dan moet er toch echt iets gebeuren. Leerkrachten moeten voldoende basiskennis bezitten, meer dan nu vaak het geval is. Lesgeven is meer dan een paar pagina’s voorblijven op de leerlingen.
Er is op verschillende universiteiten een start gemaakt met een universitaire opleiding voor basisschoolleerkrachten. Dit is een hoopvolle ontwikkeling, maar of dit de oplossing is moet nog blijken. Duidelijk is er dat er in ieder geval meer aandacht en geld naar de opleiding en bijscholing van leerkrachten moet, zowel vanuit het rijk als vanuit de gemeenten.
Een betere opleiding van leerkrachten is niet zaligmakend. Ieder half jaar worden de normen en regels aangepast door de overheid, zodat, wanneer een klas net lekker draait, er weer van alles moet veranderen. Scholen en leerkrachten hebben tegenwoordig bovendien wel heel erg veel taken op hun bordje, veel meer dan vroeger. Naast kennis van en aandacht voor de klassieke schoolvakken moet er aandacht zijn voor techniek, burgerschap, sociaal-emotionele vorming, er moet een pestprotocol zijn en en passant wordt de historische canon in de geschiedenismethoden ingevoerd. Leerkrachten moeten probleemloos kunnen werken met een digitaal schoolbord. Ook krijgen de kinderen ieder een eigen laptop. Dat moet wel, want de moderne onderwijsmethoden vereisen dat; je kunt niet meer zonder. Dat er een deskundige ICT’er voor nodig is om de boel aan de praat te houden, daar is even niet aan gedacht. Vaak is dat de hobby van een van de leerkrachten (uiteraard in haar vrije tijd) of een bereidwillige ouder. Geld voor een professional is er jammer genoeg niet.
Dit is nog maar een klein deel van wat er van scholen en leerkrachten wordt verwacht. Zij moeten er daarnaast ook voor zorgen dat ieder kind in de klas de juiste aangepaste aandacht krijgt zodat het kind het beste tot zijn/haar recht komt. Dat heet adaptief, kindgericht onderwijs of passend onderwijs. Ga er maar aan staan in een klas met 32 kinderen! Vanzelfsprekend moeten leerkrachten ook kunnen omgaan met heel drukke kinderen, autistische kinderen, hoogbegaafde kinderen en verzin zo maar het een en ander. Het is namelijk wel de bedoeling dat deze kinderen in de groep blijven. En dan is er ook nog de voorschoolse en naschoolse opvang en tussen de middag blijven veel kinderen over, graag voorzien van een gezonde lunch. De scholen moeten dat allemaal organiseren.
Veel ouders vinden dat de school een opvoedende taak heeft. In veel gevallen werken beide ouders zodat veel tijd voor opvoeden er niet helemaal meer in zit. Dat een ander die taak dan overneemt is dan wel prettig. Maar in hoeverre is dat een taak voor de school? Ik vind dat de primaire taak aangaande de opvoeding van kinderen bij de ouders zélf hoort te liggen en niet bij de scholen. Die hebben al genoeg te doen, namelijk kinderen iets leren. Dáárom gaan kinderen naar school. De school moet zorg dragen voor een goed pedagogisch klimaat waar kinderen zich veilig voelen, waar zij veel leren en waar zij met plezier naar toegaan.
De overheid praat over de kenniseconomie, maar geld uittrekken voor alle extra taken die bij de scholen worden neergelegd? Ho maar! Mooie woorden zonder inhoud. Geld om de klassen te verkleinen zodat de leerkrachten meer aandacht aan individuele kinderen kunnen besteden is wel toegezegd, maar is er nooit van gekomen. Sterker nog: de klassen zijn sindsdien gegroeid. Dit is niet goed voor de kwaliteit van het onderwijs.
In veel gemeenten wordt nu veel tijd en geld besteed aan de oprichting van brede scholen. Hierdoor zou de kwaliteit van het onderwijs verbeteren. Alle commotie omtrent de brede scholen levert – niet onbelangrijk! - prestige op voor de betrokken wethouders. Dat is natuurlijk prettig voor hen, zeker in tijden van verkiezingen. Het enige verschil tussen een gewone en een brede school is echter dat er meer onder het dak van de school wordt gehuisvest dan alleen de school zelf. Er is ook plaats voor de biljartvereniging, de ouderensoos, de bibliotheek of wat dan ook. Voor de gemeente kan het voordeliger zijn als meerdere organisaties onder één dak worden gehuisvest – en in dat geval is het een slimme oplossing - maar moet niet verkocht worden als verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Hieraan dragen brede scholen, ondanks de idealistische politieke sausjes die eroverheen worden gegoten, echt helemaal niets bij.
Als GroenLinks-kandidaat voor de gemeenteraad vind ik dat de nieuwe gemeente Hollands Kroon het onderwijs hoog in het vaandel moet hebben. Onderwijs is van cruciaal belang voor nu en in de toekomst. Dat mag echt iets kosten. GroenLinks zal er in de gemeenteraad nauwlettend op toezien dat het geld goed wordt besteed en niet aan modeverschijnselen en hypes.